Militaire Ambtenarenwet 1931
Artikel 5
1
De eerste volzin van artikel 54, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van overeenkomstige toepassing indien beroep is ingesteld door nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden.
2
Tot militair lid zijn alleen benoembaar zij die Nederlander en militair ambtenaar of eervol ontslagen militair ambtenaar zijn.
3
Zij mogen niet:
a
sedert meer dan zes jaar uit de militaire dienst zijn ontslagen;
b
deel uitmaken van het bestuur of in dienst zijn van een vereniging van militairen. Onder vereniging van militairen is voor de toepassing van deze bepaling een verband van verenigingen en een onderdeel van een vereniging begrepen.
4
Een militair lid wordt door Onze Minister benoemd voor de tijd van vier jaren. Het lid is bij zijn aftreden eenmaal herbenoembaar. Op zijn verzoek wordt het lid door Onze Minister ontslag verleend.
5
In geval van gelijktijdige benoeming geldt als oudstbenoemde het lid wiens naam in het benoemingsbesluit het eerst is vermeld en zo vervolgens. Heeft de benoeming plaats gehad bij verschillende besluiten van gelijke datum, dan wordt het laagst genummerde besluit geacht het eerst te zijn genomen en zo vervolgens.
6
Ten aanzien van een militair lid zijn de artikelen 46c, 46d, 46e, 46f, 46g, eerste tot en met het vierde lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat mede ontslag wordt verleend:
a
bij ontslag, anders dan eervol, uit de militaire dienst, of
b
bij ontslag uit de militaire dienst ter zake van onbekwaamheid of ongeschiktheid anders dan uit hoofde van een ziekte of een gebrek, en dat mede schorsing plaats heeft indien het militaire lid in zijn militaire ambt is geschorst.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AA8137, Hoger beroep, 98/269 MAW
Rechtsoort
Sociale zekerheid
Datum uitspraak
28-09-2000
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Hoger beroep
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Centrale Raad van BeroepVraag of gerechtelijke procedure voldoet aan art. 6 EVRM moet worden beoordeeld in het licht van de gehele procedure. Aan eiser is ontslag verleend o.g.v. art. 39, tweede lid onder 1 van het AMAR (wangedrag in de dienst). Beroep daartegen is ongegrond verklaard door de meervoudige kamer van de rechtbank,...